Zwemafspraken

Afspraken voor zwemmen in het binnenbad;

  • Geef even door als je blessures hebt en af wil wijken van de zwemslagen die we doorgaans zwemmen; schoolslag, rugcrawl en borstcrawl.
  • De baan indeling wordt gemaakt naar gelang de zwemcapaciteiten van de zwemmer. Zo voorkomen we dat zwemmers elkaar te veel moeten inhalen.
  • Houd je aan de verschillende tempo’s die er op het trainingsschema staan.
  • Z1 = 70% van je wedstrijd tempo, Z2 = 80%, Z3 = 90% en Z4 is wedstrijd tempo. Z5 is sprinten. Ga je Z4 zwemmen, terwijl er Z2 op het programma staat, dan hebben andere zwemmers hinder van je.
  • Zie je een snellere zwemmer achterop aankomen, geef hem/ haar dan de ruimte. Wacht even in de hoek van de baan voor je keert.
  • Ben je klaar met zwemmen, wacht dan in de hoek van de baan en geef andere zwemmers die nog moeten keren de ruimte.

Afspraken voor zwemmen in het buitenwater;

  • Zwem nooit alleen. Kramp komt altijd plotseling en als je alleen bent heb je geen schijn van kans.
  • Als we in een groep zwemmen, dan zwemmen er altijd 2 personen achteraan. Indien nodig offert iemand uit de groep zich op en zwemt wat rustiger!
  • Draag een gekleurde badmuts die opvalt. Je bent beter zichtbaar voor je medezwemmers, bestuurders van boten en voor mensen die op de kant staan.
  • Een zwemboei meenemen is aan te bevelen.

Fietsafspraken

Als wielrenner ben je gewoon onderdeel van het verkeer. Houd rekening met andere verkeersdeelnemers en vergeet onderstaande regels niet.

  • Houd je altijd aan de verkeersregels.
  • Let op het milieu. Gooi geen verpakkingen of ander afval weg. Neem het mee in een van je zakjes en gooi het onderweg of thuis in een prullenbak.
  • Waarschuw de groep voor alles wat je tegenkomt. Dit doe je door te roepen wat je ziet, maar ook zeker te gebaren wat en aan welke kant men obstakels kan verwachten. Rij je zelf verder achter in de groep, geef de signalen dan door, zodat ook de achterste rijder weet wat er aankomt.

Tempo

Probeer in een gelijkmatig tempo te fietsen zodat er geen onrust in de groep ontstaat. Ook is het voor degenen die achteraan fietsen duidelijker wat ze kunnen verwachten. Houd in de gaten dat iedereen het tempo aankan, pas eventueel de snelheid aan. Ook tegen het einde van de rit.

Plaats in de groep

Fiets met maximaal twee renners naast elkaar, de kans op ongelukken is zo een stuk kleiner. Probeer ook regelmatig wat kopwerk te doen, na het kopwerk laat je je, afhankelijk van je positie via de binnenkant of buitenkant van de groep afzakken. Voortdurend helemaal achteraan fietsen is niet verstandig, omdat je bij kleine oponthouden (zoals stoplichten, scherpe bochten en tegenliggers) extra energie moet leveren om weer bij de groep te komen. Bovendien is de kans een stuk groter dat je bij een valpartij betrokken raakt. Ook is het voor je conditie beter om regelmatig op kop te rijden.

Altijd doen:

  • Helm dragen
  • Beide handen aan de remmen, nooit bovenop het stuur.
  • Zo ver mogelijk vooruit kijken
  • NIET halverwege het achterwiel van je voorganger rijden

Vrij veel ongelukken gebeuren tijdens de laatste kilometers van een toertocht door overmoedig en roekeloos gedrag. Blijf je daarom houden aan bovengenoemde regels tot aan de finish van een tocht.

SPECIALE GEBAREN

Rijders aan kop en staart zijn essentieel voor de veiligheid van de groep, zij geven als eerste aan als er gevaar dreigt!

  • Hand omhoog + ‘Stop!’. Er komt een punt waarvoor gestopt moet worden. Rij je op kop, geef dit teken dan ruim van tevoren, zodat het op tijd doorgegeven kan worden.
  • ‘Vrij!’. Een gevaarlijk punt (kruispunt of onoverzichtelijke bocht) kan gepasseerd worden door de hele groep. De voorste van de groep schat de situatie in voor de rest van de groep.
  • ‘Links!’ of ‘Rechts!’ + het uitsteken van de desbetreffende hand. Er wordt afgeslagen in de aangegeven richting.
  • ‘Tegen!’ + een meebewegende linkerhand ter hoogte van de heup. Voor aanduiding van tegemoetkomend verkeer.
  • ‘Voor!’ + een meebewegende rechterhand ter hoogte van de heup. Voor aanduiding van verkeer/obstakel dat wordt ingehaald aan de rechterkant.
  • ‘Achter!’. Het signaal dat er achteropkomend verkeer aankomt. Maak ruimte en ga achter elkaar rijden.
  • ‘Pas op! Zand! Grind! Paaltje’ + wijzen richting obstakel. Aangeven dat er een obstakel/gevaar nadert.